Als in het land dat de HEER, uw God, u in bezit zal geven, ergens in het open veld het lichaam wordt gevonden van iemand die vermoord is en de dader is niet te achterhalen, dan moeten uw oudsten en rechters de afstand tussen het lijk en de steden in de directe omgeving meten. De oudsten van de dichtstbijgelegen stad moeten een jonge koe, waarmee nog niet gewerkt is en die geen juk gedragen heeft, meevoeren naar een beek die nooit droog komt te staan en waarvan de oevers niet bewerkt of ingezaaid worden. Daar moeten ze het dier de nek breken. Daarna moeten de Levitische priesters, die door de HEER, uw God, zijn uitgekozen om Hem te dienen en in Zijn naam de zegen uit te spreken, naar voren treden. Zij zijn het immers die bij geschillen en in geval van geweldpleging uitspraak doen. De oudsten van de stad het dichtst bij het lijk moeten dan boven de dode koe hun handen wassen, onder het uitspreken van de volgende woorden:
‘Onze handen hebben dit bloed niet vergoten, onze ogen hebben het niet gezien. Ach HEER, houd Israël, het volk dat U bevrijd hebt, niet verantwoordelijk voor deze moord, en reken het ons niet aan dat er onder Uw volk een onschuldige is gedood.’ Dan zal die moord hun niet worden aangerekend. Zo bevrijdt u zich van de bloedschuld. Daarmee doet u wat goed is in de ogen van de HEER.